Rouw
Sprekende ogen. Ze zijn moe, tonen verdriet. De vrouw besluit een wandeling te maken, het is zulk mooi weer. Terwijl haar gedachten alle kanten op dwalen, voelt ze een heerlijk verkoelend briesje langs haar gezicht. Maar ze voelt ook haar ogen branden. Ogen, die ondanks dat, toch nog met vreugde kunnen kijken naar de natuur. Naar de vogels, die vandaag allemaal al volop met de lente bezig lijken te zijn. Zingend, achter elkaar aan kwetterend, takjes verzamelend. Het gefladder ziet er gezellig uit. De vrouw staat even stil, geniet ervan, glimlacht en loopt verder. Zal ze gaan zitten? Daar op dat bankje, vol in de zon, met uitzicht over de polder?Natuur, de verbindende factor tussen het leven en de dood